Algemeen
Onder een contra-expertise wordt verstaan: een nieuw (volledig of gedeeltelijk) onderzoek door een andere, bij voorkeur onafhankelijke deskundige.
Onder een second opinion wordt verstaan: de beoordeling van een bestaand onderzoek door een andere, bij voorkeur onafhankelijke deskundige.
In het geval van volwassenen voorziet de wet WGBO in een vastgelegd recht op second opinion bij een geneeskundige behandeling. Iedere cliënt mag aan zijn of haar behandelend arts, psychiater of psycholoog vragen om een second opinion door een tweede professional en mag hierin niet door zijn of haar eigen behandelaar worden tegengewerkt. De behandelende professional is bij de wet verplicht om mee te werken aan een doorverwijzing voor een second opinion.
Het staat iedere cliënt vrij om zelf met een contra-expertise of second opinion te komen.
Voor wie?
(Jong)volwassenen vanaf 17 jaar. Nederlands kunnen spreken en lezen verdient de voorkeur, maar is niet noodzakelijk.
Vraagstellingen
- er is binnen de GGZ een psychische stoornis bij mij vastgesteld, maar ik ben het daar niet mee eens en wil mijzelf opnieuw, onafhankelijk laten onderzoeken
- de rechter heeft in het kader van een civiele zaak geoordeeld dat ik als gevolg van een psychische stoornis onbekwaam ben om mijn kinderen op te voeden, maar ik ben het daar niet mee eens en wil mijzelf opnieuw, onafhankelijk laten onderzoeken
- er is in het kader van een civiele zaak een onderzoek uitgevoerd door de Raad van de Kinderbescherming en ik ben het niet met de conclusies eens en wil mijzelf opnieuw, onafhankelijk laten onderzoeken
- er is in het kader van een strafzaak een onderzoek naar mijn persoon uitgevoerd door een ambulante Pro Justitia-rapporteur of door het Pieter Baan Centrum en en ik ben het niet met de conclusies eens en wil mijzelf opnieuw, onafhankelijk laten onderzoeken
Prijs
Voorbeeld Contra-Expertise*
Bij Mw. S., een 40-jarige Nederlandse vrouw, werd door de GGZ na 1 intakegesprek een “bipolaire stoornis” vastgesteld op basis van “stemmingswisselingen” die Mw. S. ervoer. Mw. S. had twijfels bij deze diagnose en wilde zich niet zonder meer overgeven aan een medicamenteuze behandeling. Zij besloot zelfstandig een volledig persoonlijkheids- en klachtenonderzoek te laten uitvoeren met als belangrijkste vraag hoe haar stemmingsklachten het best begrepen kunnen worden.
Uit de contra-expertise kwam het volgende naar voren:
“Er blijken uit dit onderzoek geen aanwijzingen voor een bipolaire stoornis (Type I noch II). Mw. S. is rond 20-jarige leeftijd geruime tijd opgenomen geweest en er is nooit een bipolair beeld bij haar vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de behandeling die in 2006 en 2015 plaatsvond. Mw. S. is thans 40 jaar. De kans dat zich in de afgelopen jaren pas een bipolaire stoornis bij haar heeft geopenbaard is in strijd met de kennis die in de wetenschap over deze stoornis bestaat; de gemiddelde leeftijd bij aanvang van een bipolaire stoornis is 18 jaar.
Er is bij Mw. S. wel sprake van een ernstige depressie en van ernstige PTSS-klachten. Ondergetekende ziet geen reden Mw. S. in het kader van een zorgprogramma voor bipolaire stoornissen te behandelen (al dan niet met medicatie) en raadt dat zelfs uitdrukkelijk af”.
Voorbeeld Second Opinion*
Dhr. P., een Nederlandse man van 62 jaar, werd na een assessment door extern Bureau X wegens “onvoldoende capaciteiten” afgewezen voor een functie in zijn eigen bedrijf waar hij al 30 jaar naar tevredenheid functioneert. Dhr. P. besloot zelfstandig een onafhankelijk IQ-onderzoek te laten uitvoeren en de assessment door Bureau X te laten beoordelen door een onpartijdige deskundige.
Uit de second opinion kwam het volgende naar voren:
“Uit het IQ-onderzoek blijkt dat Dhr. P. op alle indexen hoog scoort en dat er geen “minder sterke kanten” binnen het intelligentieprofiel aan te wijzen zijn, en zeker niet in de mate die de assessment van Bureau X doet vermoeden. Dhr. P. toont zich zowel bij het IQ-onderzoek als op de neuropsychologische tests flexibel, weinig afleidbaar, aandachtig, creatief, volhardend en snel. Zijn prestatie is over de hele linie opvallend sterk.
Het is niet alleen onduidelijk op welke concrete waarnemingen (en in vergelijking met welke normgroep) de gegevens van Bureau X gebaseerd zijn, het is eveneens moeilijk na te volgen dat cliënt zo slecht zou scoren op de vaardigheden die Bureau X beschrijft.
Wat wel voorstelbaar is op basis van het onderhavige onderzoek is dat Dhr. P. als gevolg van zijn zeer sterk ontwikkelde intellectuele vermogen diverse opgaven uit de assessment van Bureau X (die cliënt thuis, in zijn eentje achter de computer heeft afgelegd) ‘verkeerd’ heeft begrepen doordat hij ze ingewikkelder heeft opgevat dan voor de gemiddelde doelgroep de bedoeling is”.